Toelichting

Introductie

Nadat de Duitsers in 1940 Den Helder had gebombardeerd, had een deel van de bevolking de stad vrijwillig verlaten. Toen de RAF de stad met bommen bestookte nam de vlucht uit de stad massaal toe. De herhaaldelijke bombardementen, met soms enorme branden tot gevolg, lieten een spoor van puin achter in de havens en in de stad. Woonhuizen en complete straten werden onherstelbaar beschadigd en bleven achter als ruines. Al in een vroeg stadium kregen de bewoners te maken met Sperrgebieten en ontruimingen, en uiteindelijk werden de beperkingen zo ver doorgevoerd dat de gehele stad ontoegankelijk werd verklaard. De bewoners van Den Helder werkten overdag in de stad, maar moesten ´s avonds noodgedwongen met de trein of fiets de stad verlaten. Zo werd Den Helder tijdens de Tweede Wereldoorlog een spookstad zonder inwoners.
Vanaf 1942 vonden er grootschalige afbraakwerkzaamheden plaats om zodoende schootsveld vrij te maken. Dit resulteerde in de sloop van bebouwing langs de kust en de gehele wijk Ouwe Helder. Met 400 tot 1300 arbeiders per dag, werden de omvangrijke afbraakwerkzaamheden uitgevoerd. Het puin in de straten lag soms zo hoog, dat de laatste opstaande delen van de bebouwing onder het puin bedolven waren.
De meeste bewoners werden geëvacueerd naar dorpen in de kop van Noord-Holland, zoals Julianadorp, Anna Paulowna en Breezand. Vanaf 1942 kregen de bewoners ook evacuatieadressen in Friesland aangewezen. In totaal werden 11750 personen geëvacueerd ende terugkeer na de oorlog verliep dramatisch. Doordat ruim een vijfde van de totale woningvoorraad was verwoest, was de woningnood enorm. De terugkeer werd daarom door de gemeente beperkt tot mensen die een vestigingsvergunning kregen. De druk was echter zo groot, dat de toegangen tot de stad bewaakt moesten worden om oud-bewoners die zonder vergunning terug wilden keren een halt toe te roepen.
De Wederopbouw werd, zoals in vele plaatsen in Nederland, gezien als een kans om de hygiënische en infrastructurele toestanden te verbeteren. Mede door Wederopbouwgeld uit Den Haag, zag het stadsbestuur haar kans schoon om van Den Helder een moderne stad te maken. De Amsterdamse stedenbouwkundige Wieger Bruin kreeg de opdracht om de kaalgeslagen buurt Ouwe Helder opnieuw vorm te geven. Zijn eerste ontwerp resulteerde in een rustige woonbuurt met een zeer ruime opzet en een centraal dorpsplein, herkenbaar aan een grote kerk. Door een misstap en bemoeienis van Den Haag moest hij zijn plan echter aanpassen en was hij gedwongen de woningdichtheid te verhogen.

Evacuatie

Tijdens de mobilisatie werd besloten dat een groot deel van de bevolking uit de kop van Noord-Holland in geval van oorlog naar Friesland zou worden geëvacueerd. Terwijl de Duitse troepen in opmars waren en er enkele gevechten op de Afsluitdijk plaatsvonden, stemde de legerleiding niet in met evacuatie van de Helderse bevolking. Een enkele burger ontvluchtte op eigen initiatief de stad.
Ondanks de Nederlandse overgave voerden de Duitsers op 14 mei 1940 een bombardement op Den Helder uit. Het gevolg was dat het aantal vluchtelingen uit Den Helder toenam, helemaal toen de Royal Air Force de stad ging bombarderen. Vooral na het bombardement van 24 op 25 juni 1940 werd de stad massaal verlaten.
In het voorjaar van 1942 kreeg Den Helder voor het eerst te maken met Sperrgebiete en ontruimingen. De nadruk bij de ontruimingen lag op panden die in de nabijheid van militaire objecten lagen, zoals in Huisduinen en noordelijk Den Helder. In totaal moesten er 629 gezinnen worden geëvacueerd. In de daaropvolgende herfst kreeg de Helderse bevolking opnieuw te maken met ontruimingen, maar dit keer op veel grotere schaal. De bewoners van Ouwe Helder, Huisduinen, de straten achter de dijk en de Weststraat werden het slachtoffer van verplichte evacuatie. Terwijl de telling van de verhuisde personen nog in volle gang was, kwam het aantal in oktober al op 2456 personen uit. Daarvan konden 2304 personen binnen Den Helder onderdak vinden, en moesten 152 personen de stad verlaten of vertrokken vrijwillig. Dat dit laatste cijfer zo laag uitvalt, komt voornamelijk door de grote leegstand die was ontstaan doordat veel inwoners vrijwillig waren vertrokken na het bombardement van 24 op 25 juni.
Vanaf 1 november 1943 werd de gehele stad tot Spergebiet verklaard. De bezetter controleerde door middel van het Ausweissysteem het betreden, verlaten en verblijven in de stad. Voor het betreden of het verblijven in de afgebakende gebieden moest een speciaal afgegeven bewijs worden aangevraagd. Daarvoor moest men stukken overleggen die de noodzaak van het verblijf bevestigden. Alleen in bijzondere omstandigheden zoals overlijden of levensgevaarlijke ziekte, kon een uitzondering worden gemaakt, maar alleen indien de situatie het toeliet. Met ingang van 23 september 1944 werden alle ausweisen voor het betreden van Den Helder ongeldig verklaard en mocht niemand de stad meer betreden.
Op 20 januari 1944 werden in totaal 350 huizen en 80 bedrijfspanden ontruimd, en in februari nog eens honderd panden. In de daarop volgende maand volgden er nog meer ontruimingen tot uiteindelijk op 1 april 1944 de genadeslag volgde. Voor het eind van de maand moesten 1600 panden, voornamelijk in Ouwe Helder, worden ontruimd en afgebroken.   Den Helder werd een spookstad. Sommige gezinnen werden uit elkaar gehaald en op verschillende adressen ondergebracht. Alleen al in Anna Pauwlona en Breezand werden 2684 evacués ondergebracht, verdeeld over bijna 900 gezinnen.  Maar ook Julianadorp was vanaf het eerste bombardement een toevluchtsoord voor de bewoners van Den Helder.  Heldersen die hun huizen moesten verlaten en geen evacuatieadres hadden, kregen via het Bureau Afvoer Burgerbevolking een adres toegewezen.
Het Bureau Afvoer Burgerbevolking bepaalde waar de verdreven burgers naartoe geëvacueerd werden, maar de voorbereidingen voor de reis en het verloop ervan liet het bureau aan het gemeentebestuur over.
De evacuaties werden door het gemeentepersoneel in het gemeentehuis aan de Kerkgracht voorbereid. Vanaf 1942 werd aan de bewoners van Den Helder de evacuatieplaatsen Haskerland en Westellingwerf in de provincie Friesland toegewezen. Grote evacuatiegroepen reisden er gezamenlijk per trein heen. Als handbagage mocht per persoon maximaal 30 kilo meegenomen worden, en overige bagage als bedden en fietsen werden met een schip overgevaren. In de periode tussen 1942 en 1944 evacueerden meer dan duizend mensen naar Friesland, verspreid over meer dan dertig plaatsen. Een van de grootste evacuaties naar Friesland, meer dan 300 personen, vond plaats in de morgen van 6 januari 1944.  Veel bewoners die vanwege de bombardementen naar de omgeving geëvacueerd waren, keerden overdag noodgedwongen terug voor hun werk, om vervolgens ’s avonds de stad weer te verlaten.
In 1940 was de Commissie voor de Helderse Vluchtelingen opgericht. Die stelde de gemeente voor om voor Helderse evacués op korte termijn woningen in Julianadorp te bouwen. In overleg met de Streekplannendienst van de Provincie werd een ontwerp gemaakt en in mei 1942 werden de huizen opgeleverd. Van af 12 oktober 1942 tot 3 januari 1943 vorderden de Duitsers de woningen om arbeiders in te huisvesten die werden ingezet voor de aanleg van militaire versterkingen. Gedurende deze periode zijn de woningen zwaar beschadigd door vandalisme. Pas in de zomer van 1944 werden een aantal woningen vrijgegeven en vanaf september waren alle woningen beschikbaar. De huizen werden vanaf dat moment bewoond door landarbeiders die in Julianadorp werkten, en slechts op één adres woonde een Helderse evacué. 

Van overheidswege gelaste evacuaties:

10 januari 1943         2000 personen
15 september 1943    1000 personen
30 november 1943        30 personen
6 januari 194               300 personen
10 maart 1944             500 personen
1 mei 1944                  220 personen
23 september 1944    8000 personen

Totaal circa  11750 personen

Na de bevrijding was de woningnood in Den Helder ongekend hoog. Bombardementen en afbraak hadden hele straten en een complete woonwijk weggevaagd. Evacués die wilden terugkeren hadden daarom een vestigingsvergunning van de gemeente nodig. Het aantal aanvragen was enorm, maar niet iedereen kwam in aanmerking. Door het ernstige woningtekort mochten alleen zij die een beroep zouden gaan uitoefenen zich in de gemeente vestigen. Ondanks de maatregelen trokken vele oud-bewoners zonder toestemming met hun huisraad terug naar Den Helder. De dreigende chaos werd een halt toegeroepen door de toegangen tot de stad te laten bewaken. Toen het Evacuatiebureau Noord Holland werd opgericht om de evacuaties te begeleiden, werd de druk niet minder. Zij beschikte namelijk niet over een voldoende overzicht van de woon- en bedrijfsruimten. Bovendien werd het gemeentebestuur door andere gemeenten waar zich Helderse evacués bevonden onder druk gezet haar oud-inwoners weer in Den Helder op te nemen, want ook deze gemeenten kampten met een woningtekort.