Toelichting

Positie van Den Haag – Scheveningen in de Atlantikwall

Na de Nederlandse capitulatie in mei 1940 namen de Duitse militaire en civiele autoriteiten hun intrek in Den Haag, de zetel van de Nederlandse overheden. Hiermee werd nadrukkelijk aangegeven dat de Duitse bestuurders de opvolgers waren van de gevluchte Nederlandse regering.

De ligging aan de kust was aanvankelijk vrij ongevaarlijk: de Duitse hegemonie werd niet bedreigd. Maar naarmate de geallieerde kracht groeide, nam de kans op een invasie uit het westen geleidelijk toe. In januari 1942 besloot de Duitse legertop de kustbewaking met mankrachten te versterken, en acht maanden later, september 1942 werd tot de aanleg van de Atlantikwall besloten. Scheveningen - Den Haag werd een schakel van de Atlantikwall.

De positie van de stad was bijzonder: zetel van de regering, van nationale en internationale organisaties en tevens een knooppunt van verkeer over het spoor, de weg, over water en door de lucht met drie vliegvelden in de omgeving. De lange Scheveningse boulevard was een prima landingsplek voor een invasiemacht en de uitgestrekte stadsbebouwing bood een aanvaller goede dekking. Redenen te over om de stad om te bouwen tot een zwaartepunt in de kustverdediging.

Aan het strand en in de duinen verschenen kustbatterijen die een invasievloot moesten tegenhouden. De troepen die toch het land zouden bereiken, zouden vernietigd worden vanuit stellingen op het strand. Luchtdoelbatterijen konden bombardementen voorkomen. Om de kustverdediging in de rug te beveiligen werd er een landfront ontworpen. Deze tankgracht werd dwars door de stad aangelegd, waarvoor een groot deel van de bebouwing werd gesloopt. De bewoners werden gedwongen geëvacueerd. Binnen het te verdedigen gebied, de “Stützpunktgruppe Scheveningen”, werden verder hoofdkwartieren, indirecte batterijen en radarstellingen gebouwd.

De militaire staven verhuisden naar het veiliger binnenland, maar de hoogste civiele gezagsdrager, “Reichskommissar” Seyss-Inquart, moest in Den Haag blijven als teken van onwankelbaar vertrouwen in de voortzetting van rechtmatig Duits bestuur. De rijkscommissaris bedong wel een eigen beveiligd woongebied, dat als uitstulping (“Stützpunkt Clingendael”) werd toegevoegd aan de “Stützpunktgruppe Scheveningen”. Clingendael werd omgeven door een tankgracht met geschutbunkers. Seyss-Inquart zelf kreeg de beschikking over een buitensporig grote commandobunker op zijn landgoed.

Noord-Scheveningen

De noordpunt van de Stützpunktgruppe werd gedomineerd door de kustbatterij “Scheveningen Nord”van de Duitse marine. Deze batterij beschermde aanvankelijk Duitse konvooien voor de kust, maar werd gaandeweg ingericht voor het afslaan van een invasievloot. In de herfst van 1942 werden de vier kanonnen ondergebracht in zware bunkers van het type 671. De vuurleiding geschiedde vanuit de centrale vuurleidingbunker van het opvallend grote type S414. Verder waren er voor de geschutbediening manschappenbunkers (type 501) gebouwd en werd de munitie opgeslagen in grote munitiebunkers (type FL246). Het complex telde verder tientallen gemetselde woonschuilplaatsen en bergplaatsen. De verdediging werd verzorgd door machinegeweren en kanonnen, sommigen in bunkers. De batterij is vrijwel ongeschonden bewaard gebleven.

Ten noorden van deze batterij begon het landfront. In het duin bestond het landfront uit een “Höckerhindernis”, meer naar het oosten uit tankgrachten en een stuk tankmuur. Voor de verdediging van het landfront werden meerdere geschutbunkers (type 625) gebouwd. Van het landfront resteren grote stukken tankgracht, de tankmuur en de meeste kanonbunkers.

De boulevard die ten zuiden van de kustbatterij begon, was voorzien van tankversperringen, zodat de stad vanaf zee niet meer bereikbaar was. Geschut- en mitrailleurbunkers verdedigden het strand, dat sinds eind 1943 steeds verder vol gezet was met obstakels en hindernissen. Al deze werken en objecten zijn na de oorlog gesloopt, zodat Scheveningen weer een badplaats kon worden.

Landgoed Clingendael

De Rijkscommissaris voor de Bezette Nederlandse Gebieden zetelde op het landgoed Clingendael, tegen de noordrand van Den Haag. Hij liet enige verbouwingen uitvoeren. Toen de geallieerde dreiging toenam, werd het landgoed uitgebouwd tot een aparte vesting en toegevoegd aan de “Stützpunktgruppe Scheveningen”. Een tankgracht sneed het terrein af van de buitenwereld, verdedigd door kanonkazematten. In het centrum verrees een imposante commandobunker naast de Duitse SS-kazerne. Minister Speer, Hitlers rijksarchitect, protesteerde tegen het ambitieuze ontwerp. De bunker van twee bouwlagen onder drie meter beton bezat twee torens voor luchtafweergeschut op het dak. Aan de noordkant waren twee keukenbunkers aangebouwd. Voor de verdediging waren enkele betonnen mitrailleurposten aangelegd. De bunker was gecamoufleerd als een grote boerderij.

De zeer grote bunker bestaat nog steeds en heeft een militaire bestemming. Het gebouw bezit ook nog het camouflagedak. Vanaf de weg is het geheel goed te zien. Verderop ligt het landhuis Clingendael. De tankgracht is te zien aan de rand van het park Clingendael. De geschutbunkers zijn, op één na, aangeaard tot heuveltjes.

Scheveningen dorp en haven

Scheveningen werd vanaf 1942 afgesloten van de buitenwereld. De boulevard werd geheel versperd en voorzien van kanon- en mitrailleurkazematten. In de duinen verschenen kust- en luchtdoelbatterijen. Op het duin ten zuiden van de haven werd een observatiebunker gebouwd. De vissershaven werd eveneens versperd. De Nederlandse verdediging met lichte betonnen mitrailleuropstellingen werd aangevuld met tankhindernissen en enige bunkers. Aan de landzijde werd de tankgracht van het landfront gegraven. Een groot deel van de bevolking werd gedwongen geëvacueerd, waarna huizen werden gesloopt. Een deel van de bebouwing verviel of werd verwoest door bombardementen.

Na de oorlog werd de badplaats zo snel mogelijk weer herbouwd. Nagenoeg alle verdedigingswerken werden binnen één jaar opgeruimd. De laatste restanten zijn tegenwoordig onzichtbaar. Alleen in het duin zijn sporen terug te vinden van de luchtdoelbatterij “Westduin” en er ligt nog een zeldzame observatiebunker van het type 666 ten zuiden van de haven. De wijk “Duindorp” was enige tijd in gebruik als gevangenkamp voor collaborateurs en Nederlandse SS-ers.

Tankgrachtzone

In november 1942 begon de sloop van een ruim tweehonderd meter brede strook bebouwing tussen Kijkduin en de Scheveningse Bosjes. In deze kale vlakte werd een zigzaggende tankgracht gegraven, die de kustverdediging aan de landzijde beschermde. De Scheveningse Bosjes werden voor een groot deel gerooid. De bebouwing ten noordwesten van de sloopzone raakte verwaarloosd en alle bruikbare materialen werden eruit gesloopt.

Na de oorlog werd het gebied heringericht. De vooroorlogse laagbouw werd vervangen door nieuwerwetse flatgebouwen. De sloopzone werd wederopbouwzone en is tegenwoordig nog te onderscheiden door de abrupte architectonische stijlbreuken in het gebied rond de Hanenburglaan en Groothertoginnelaan.