Evacuatie

Evacuatie

Den Haag werd uitzonderlijk zwaar getroffen door de aanleg van de Atlantikwall. Er werd een breed spoor van vernieling door de stad getrokken. Ruim een kwart van de stadsbevolking, werd geëvacueerd, totaal zo'n 135.000 mensen. Dat is een derde van allen die in Nederland in het kader van de aanleg van de Atlantikwall verdreven  werden! Aan zo'n 90.000 personen van deze 135.000 werd het toegestaan om zich buiten het ontruimingsgebied in de stad of in de randgemeenten te vestigen.Dat waren degenen met economische binding aan Den Haag, met een baan of een eigen nering. Ruim 45.000 personen werden gelast zich buiten Noord- en Zuid-Holland, Zeeland en het westen van de provincies Utrecht en Noord-Brabant te vestigen. Dit betrof degenen zonder economische binding met Den Haag, zoals gepensioneerden, werklozen en onvolledige gezinnen. Ruim 85% van deze groep bleek in staat in zelf in een onderdak te voorzien. Dat percentage lag hoger dan het landelijk gemiddelde (70%).  Een en ander houdt verband met de verhoudingsgewijze hoge welstand van de Haagse inactieven  Zij beschikten over een redelijk gevulde beurs en -belangrijker- over relaties. Voor minder bedeelden was het moeilijker onderdak te krijgen. Zij werden ingekwartierd in Overijssel of in de Achterhoek. In bepaalde gevallen gebeurde dat volgens de lijnen van de toenmalige verzuiling. Zo ontfermden Aaltense gereformeerden zich over geloofsgenoten uit Scheveningen, terwijl hervormde Scheveningers toevlucht vonden in de Achterhoekse buurgemeente Winterswijk.


Keten-evacuatie 

De ontruiming ontrolde zich via een proces van keten-evacuatie. De niet-actieven uit het ontruimingsgebied moesten linea recta naar het oosten des lands vertrekken. De werkenden werden gehuisvest speciaal aangewezen wijken binnen Den Haag, maar buiten de Sperrzone, en in de randgemeenten: dat waren de zogeheten remplaçantenwijken. De niet-werkende inwoners van deze wijken moesten op hun beurt verhuizen naar de oostelijke buitengewesten. Remplaçantenwijken bevonden zich nabij de voor de aan van tankgracht kaalgeslagen sloopzone, zoals de Vruchten-, Bloemen-, Bomen- en Heestersbuurt, alsook in wat noordelijker gelegen wijken, aangrenzend aan de ontruimingszone, zoals deftige kwartieren als de eerbiedwaardige Archipelbuurt en de diplomatenwijk Benoordenhout. Daarnaast werden ook wijken aangewezen waarin naar het oordeel van de centrale evacuatiecommissie te evacueren inwoners woonden met uitgesproken 'asociale eigenschappen', zoals de Spoorwijk en het Laakkwartier. Een zeer speciale en heel navrante groep remplaçantenwoningen vormde de  huizen van 12.000 naar de vernietigingskampen gedeporteerde joden, voor een niet onbelangrijk deel gelegen in de Joodse buurt in het proletarische deel van het oude stadscentrum van Den Haag. Den Haag kende na Amsterdam de grootste Joodse bevolkingsgroep van Nederland. Aanvankelijk lag het niet in de bedoeling deze huizen niet voor evacués vrij te even. In het voorjaar van 1943 kwamen deze woningen alsnog ter beschikking voor uit de Sperrzone verdreven mensen. 
        

Fasen

De evacuatie vond in fasen plaats. De eerste fase voltrok zich van het najaar van 1942 tot het voorjaar van 1943. In die tijd werd de gehele sloopzone van Kijkduin tot het landgoed Sorghvliet ontruimd. Aan het eind van deze periode waren al zo'n honderdduizend personen verdreven. Maar delen van Scheveningen waren nog niet ontruimd. De tweede fase begon met de totale bliksemontruiming van het Scheveningse Duindorp in september van 1943. In een paar dagen tijds was heel de buurt leeg! Er volgden andere delen van Scheveningen. De uitvoering van de derde fase begon in december 1943 met de ontruiming van Benoordenhout, waar Reichskomissar Seyss Inquart in landgoed Clingendael resideerde. Tot de ontruiming was alsnog besloten op aandringen van Seyss en Himmler; de Reichkommissar liet wijk en landgoed tot zijn veste uitbouwen. 
       

Nablijvers

Na de afsluiting van de laatste evacuatiegolf, voorjaar 1944, waren officieel nog zo'n 10.000 mensen in de Sperrzone van Stützpunktgruppe Scheveningen blijven wonen. NSB-ers hadden vaak permissie gekregen hun nering in de zone voort te zetten, vijanden van het regime werden verdreven. De overgebleven burgerbewoning concentreerde in een aantal enclaves binnen het Sperrgebiet, zoals in het Belgisch Park, de wijk tussen de Nieuwe Parklaan en de Haringkade en het gebied tussen de Keizerstraat en de Scheveningse visserhaven. In Benoordenhout woonden en werkten personeel van Duitse bedrijven en instellingen. Daarnaast verbleven er naar schatting ruim 2.000 mensen illegaal in de Sperrzone.
   

Poolse Volksduitsers   

Toen in de loop van 1942 de eerste geruchten over de afbraak en de verdrijving in omloop kwamen, deed de mare de ronde dat de hele onderneming alleen maar een voorwendsel voor de mof was om de huizen van de Hagenaars leeg te roven, zo is gebleken uit ondermeer dagboeken en correspondentie uit die tijd. Hiermee probeerde de bevolking mogelijk de gedachte te verdringen dat de stad in het strijdgewoel terecht zou kunnen komen. Maar naarmate de Atlantikwall steeds meer gestalte kreeg, drong de grimmige werkelijkheid door. Toch gingen de meest lucide Hagenaars allengs het vermoeden krijgen dat de Atlantikwall steeds meer het karakter kreeg van een wanhoopsoperatie, zeker toen de bezetting meer en meer ging bestaan uit vermoeide soldaten van het oostfront en Poolse Volksduitsers die nauwelijks een fatsoenlijk woord Duits konden uitbrengen...




Literatuur en bronnen


-Henk Ambachsheer, Van verdediging naar bescherming. De Atlantikwall in Den Haag. Den Haag 2009 (3)

- Bart van der Boom, Den Haag in de Tweede Wereldoorlog. Den Haag 1995

- Joanne Heyink Leestemaker en Steven van Schuppen, De stad geschonden. Den Haag in de Tweede Wereldoorlog in 4 mobiele wandelingen. Den Haag 2010/ zie ook: www.destadgeschonden.nl 
- www.evertdeniet.nl

Evert de Niet heeft een zeer interessant en waardevol archief over ondermeer Scheveningse évacué's ten tijde van de Tweede Wereldoorlog naar ondermeer het Achterhoekse Aalten en Winterswijk.